Tijd
Zullen we afspreken? Nee, ik kan niet, geen tijd, te druk. Maar natuurlijk; jóuw tijd mag niet stuk. Jóuw klok tikt door. Dus jóuw tijd gaat voor. Al op het moment dat jij bent ontstaan. Is jóuw tijd in gegaan. Jij moet met jóuw tijd mee. Jij bent belangrijk, jóuw tijd heeft pré. Het is nú jóuw tijd om te scoren. Jóuw tijd mag niet verloren. Jóuw kostbare tijd. Die heeft niet de eeuwigheid. Blijf vooral druk met rennen. Die één-op-één kunnen we later inplannen. Misschien mag ik je een tip geven om wat te versnellen. Dan voel je jóuw tijd wat minder knellen. Want voor je het weet kom je aan het einde van jóuw leven. En heb je niet genoeg tijd aan jezelf gegeven. Maar stel dat je aan het einde van jóuw rit. Erachter komt dat jóuw tijd niet op je horloge zit. Daarom zeg ik je bij deze dat ik graag wil dat je weet. Tijd bestaat juist, uit de momenten waarop je haar vergeet.