Haunted Halloween
Dertien november. Voor iemand met een fobie voor het getal dertien is de datum een slechte voorbode. Mijn intuïtie zegt me om niet naar het ‘Halloween Horror feest’ te gaan. Te meer omdat in het jaar 2013 de kasteelheer op mysterieuze wijze is overleden. Maar mijn fobie zal me niet weerhouden. Dit zijn de feestjes die je als drieëntwintigjarige niet wilt missen. In mijn zombiekostuum en met een enigszins gemixt gevoel van zin en spanning, spring ik op mijn fiets. Het is nog ruim voor middernacht als ik arriveer. Ik kijk wat rond op de parkeerplaats. Mijn vrienden zijn er nog niet. Het is koud en het begint te regenen. 'Wat zal ik doen?'. 'Hier wachten?'. 'Of het kasteel alvast bekijken?'. De schijnwerpers die op die oude muren gericht staan, maken het kasteel nog imposanter dan ik me had voorgesteld. Ik besluit om het kasteel alvast wat te verkennen en loop de prachtige ophaalbrug over. Bij de gedachte dat deze vroeger diende om mensen te beschermen, ervaar ik een veilig gevoel. Ik maak mijn entree in het kasteel en dool door een aantal lange gangen. Op het geluid van het getik van de regen na, hangt er een serene stilte. Het voelt alsof ik in een mystieke omgeving gestapt ben. De gangen zijn langer en donkerder dan ik me had voorgesteld. Er hangen zelfs van die grote schilderijen. 'Een donkere gang, oude schilderijen én regen. Dit is dé ideale setting voor een spookfeestje', bedenk ik me. Plots bekruipt me een onheilspellend gevoel. 'Het zullen er heus geen dertien zijn', praat ik mezelf goed. Ik had me zo voorgenomen om vanavond niet te gaan tellen. Terwijl ik door de gang verder door dool, tel ik toch. Eén, twee, drie .... tien aan de linkerkant en één, twee, drie aan de rechterkant. 'Dertien schilderijen'. Ik ben alleen in een donker kasteel, in een stille gang waarin dertien schilderijen hangen. Ik voel me bang. Ik wil weg van deze plek. Dat getik van de regen maakt me nog onrustiger. Buiten klinkt een serie knallen. Dat zal de opening van het Halloweenfeest zijn. Laat ik er snel heen gaan. Na de dertiende knal wordt het stil. Ik denk terug aan die nacht dat ik bij mijn opa en oma sliep en ik de klok om middernacht niet twaalf maar dertien keer had horen slaan. Ik verstijf. Mijn tanden bijt ik zo hard op elkaar, dat ik de pijn in mijn kaken voel. Aan het einde van de gang zie ik een houten deur. Dat moet mijn uitweg zijn. Ik krijg mezelf uit mijn freeze moment en begin te lopen. Hoe eerder ik bij die deur ben, hoe beter. Gelukkig; de deur is open en erachter bevindt zich een wenteltrap naar beneden. Door de lichte angst die me zojuist was overvallen, ben ik niet alert. De dertiende trede had ik over willen slaan. Te laat; ik stap erop. De deur die ik voor de zekerheid op een kier had gelaten, klapt hard achter me dicht. Daar sta ik. Opgesloten in een trapgat. In het donker. Op een plek waar ik mijn fobie had willen overwinnen. Niets voelt nog goed. Meteen gebeurt er weer iets. Een blauw licht. Het flitst langs me heen. Was het verhaal niet dat op de avond dat de kasteelheer overleed, er een blauw licht boven het kasteel hing? En dat de kasteelheer in een kraai zou zijn veranderd? Plots voel ik een scherpe pijn op mijn hand. 'Wát is dat?'. Ik schreeuw het uit, maar niemand die me hoort. Bloed druppelt van mijn hand. Met net zoveel verstijfde angst als versnelde adrenaline besef ik dat ik hier weg moet. Ik vlucht de wenteltrap verder af naar beneden en kom uit op een binnenplaats. Wéér een licht. Nu fel in mijn gezicht. ‘Hé jij!’, klinkt een mannenstem. Ik verstijf opnieuw. ‘Wat doe je hier?’, vervolgt hij nors. Het is een bewaker, aan zijn kleding te zien. Ik ben niet van plan om hem te vertellen wat me zojuist was overkomen. ‘Ik zoek mijn vrienden’, antwoord ik. ‘We hadden om middernacht afgesproken’. De bewaker kijkt op zijn horloge. ‘Dan moet je opschieten. Het is 13 over’. ‘Dertien!’, is het enige dat ik nog hoor. Het ongeluk is overal om me heen. En dit kasteel is haunted. Ik ren naar mijn fiets. Ik wil weg van deze plaatst en hier nooit meer terugkomen.