Hof der zotheid
Brief aan Desiderius Erasmus:
Beste meneer Erasmus,
'Het leven is een toneelstuk waarin elk personage onder het masker van een ander optreedt en zijn aangenomen rol speelt, totdat De Grote Regisseur hem of haar van het toneel laat verdwijnen'. Dit is één van de uitspraken die U deed in Uw boek 'Lof der Zotheid' (1511). Wellicht de meest treffende. U geloofde dat spot een manier was om mensen tot inzicht te brengen en de maatschappij morele en spirituele lessen voor te spiegelen. U leverde een humoristische kijk op de hypocrisie van kerkelijke en wereldlijke machthebbers. Sinds Uw meesterwerk is satire tot een stijlfiguur verworden, dat door de eeuwen heen een rijke en fascinerende reis heeft gemaakt. Ná U volgden meerdere schrijvers en kunstenaars die met intelligente finesse een satirische blik op mens en maatschappij leverden. In de zeventiende eeuw waren dat Molière, wie zich richtte op schijnheiligheid in de hogere klasse en Jonathan Swift, wie sterk was in het onthullen van absurde realiteiten met betrekking tot kolonialisme en rationalisme. In de achttiende eeuw kwam Voltaire, een Franse filosoof en schrijver die bekendstond om zijn pleidooi voor vrijheid van meningsuiting, redelijkheid en tolerantie en zich uitte via verhalen, pamfletten, brieven aan invloedrijke personen, heldendichten en toneelstukken. In de negentiende eeuw verschoof satire naar onderwerpen die sociale kritiek in klassenstrijd betroffen. La Comédie humaine werd het omvangrijke literaire project van Honoré de Balzac, één van de invloedrijkste Franse schrijvers. Met een reeks van ongeveer negentig romans en verhalen schetste hij een gedetailleerd portret van de Franse samenleving, waarin hij alle aspecten van het menselijke leven weergaf. In Nederland hadden we Multatuli. Hij schreef de roman 'Max Havelaar', die tot de meest gelezen en meest invloedrijke boeken uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis behoort en in meer dan veertig talen werd uitgebracht. Het boek diende als een aanklacht tegen het Nederlandse kolonialisme en leidde tot maatschappelijke veranderingen. In Amsterdam bestaat er een klein museum, waarin (met dank aan zijn laatste echtgenote) veel authentieke spullen van hem verzameld zijn. In de twintigste eeuw volgden twee wereldoorlogen. Satire werd toen een vorm van verzet en volksvermaak. In Nederland kregen we cabaret als vorm van kleinkunst waarbij sociale kritiek een centrale rol speelde en die zich kenmerkte door een mix van grappen, anekdotes, liedjes, sketches en slapsticks. Dit was de meest liberale tijd wat satire betreft. De maatschappij kende toen een behoorlijke crème de la crème aan satirici, die het kunstje knap beoefenden en op hun eigen meesterlijk wijze kwesties uit de samenleving zeer humoristisch uitvergrootten. Grote namen waren: Eduard Jacobs, Wim Kan, Wim Sonneveld, Seth Gaaikema, Toon Hermans, Freek de Jonge en Youp van 't Hek. Tegelijkertijd verrees in Engeland Monty Python; een komediegroep die beroemd werd met absurdistische en satirische humor en uitgroeide tot een wereldwijd fenomeen met films, theatershows, albums en boeken. In Amerika verscheen de Saturday Night Live show; een langlopende, meer populistische, televisieserie met een sketch- en variété programma dat live werd uitgezonden en uitgroeide tot een cultureel instituut. We leven nu in de eenentwintigste eeuw. Een tijdlang hadden we 'Kooten en de Bie' en 'Zondag met Lubach' op televisie. Arjan Lubach was de eerste Nederlandse satiricus die liet zien dat satire niet alleen iets is van het cabaret of de cartoon, maar ook van scherpe journalistiek. Hij werd bovendien bekend om het gebruik van graphics, sketches, tone-of-voice en een droogkomische stijl. Op de podia zien we nu namen als Jochem Myjer, Theo Maassen, Guido Weijers, Najib Amhali, Herman Finkers, Dolf Jansen, Veldhuis & Kemper, Paulien Cornelisse, Claudia de Breij, Hans Teeuwen, Pieter Derks, Daniel Arends, Micha Wertheim en Roué Verveer. De opkomst van nieuwe technologieën in multimedia en digitalisatie heeft bovendien veel nieuwe vormen van satire mogelijk gemaakt. Er bestaan allerlei kanalen die dienen als platform voor korte, virale satire. Deze kanalen zijn kwetsbaar voor censuur en misverstanden. Die laagdrempeligheid heeft tot gevolg dat steeds meer makers van satire de grenzen binnen het relativerende vermogen van hun publiek opzoeken en er vragen rijzen met betrekking tot ethische, morele en pedagogische normen en waarden en vrije meningsuiting. Heden ten dage zet satire al snel aan tot provoceren, kleineren, beleren, bespotten en kwetsen. Steeds vaker lijken satire makers een eigen verhaal, een eigen podium en een eigen werkelijkheid te creëren en over de ruggen van anderen hun geld te verdienen. Zoals U zelf zei: 'één van de allerzoetste vormen van waanzin is ongetwijfeld het pronken met andermans veren'. Het maakt me cynisch en ik vraag me af of hierdoor in de tweeëntwintigste eeuw de grenzen tussen maatschappelijke balans en maatschappelijke onbalans nou juist zullen verscherpen of vervagen. Enerzijds is satire nog steeds een kunstvorm, die neerkomt op het op een humoristische manier creëren van bewustzijn en blootleggen van misstanden. Anderzijds verwordt het een wapen, waarmee we macht kunnen uitoefen en de maatschappij kunnen maken dan wel kraken. Het lijkt me een kwestie van tijd tot de limieten van wat absurd is en geaccepteerd wordt, bereikt zijn. Er zijn meerdere satirici die in de loop der tijd als 'over de top' zijn bestempeld door de kritiek of controverse die zij opriepen. Theo Maassen en Hans Teeuwen zijn voorbeelden. Het lijkt me dat makers van satire willen voorkomen dat ze hun moreel verliezen en zelf naar het 'Hof der zotheid' worden verwezen. Want, om uw meesterwerk weer te citeren: 'niets is goedkoper dan je van ernstigste levensvragen met een dooddoener af te maken'. En: 'per slot van rekening is de menselijke ziel nu eenmaal zo ingesteld, dat eerder de schijn dan de werkelijkheid haar imponeert'. Al tijdens de Renaissance liet U de mensheid inzien dat een toneelstuk vergaat op het moment dat de waarheid bovendrijft. Uw vakgebied heeft een prachtige ontwikkeling doorgemaakt. Het zou zonde zijn als het zou eindigen in een groei naar polarisatie. Daarom dacht ik dat het misschien een idee is om de zotheid uit Uw tijdperk een beetje terug te halen. Wat we wellicht weer nodig hebben, zijn filosofische mensen die door hun natuurlijke instincten en hun hartstochten geleid worden, met een knipoog de wereld inkijken en satire simpelweg vertalen als een humoristische manier om de mensheid tot inzicht te brengen. Ik vraag me af wat U zou doen, als U even in ons tijdperk rond mag neuzen. In Uw quote stelt U bovendien dat toneelspelers een rol 'aannemen'. Denkt U dat we als mens vrij genoeg zijn om een rol te spelen die we zelf hebben gekozen? Of bepaalt De Grote Regisseur welke rol we in het leven vervullen? Misschien is een verlicht mens wel iemand die zijn eigen rol kiest en meespeelt met wat de Grote Regisseur op zijn of haar pad brengt, maar daarbij zijn of haar eigen authenticiteit bewaart. Denk U vanaf daarboven, dat we deze eeuw een kleine draai de goede kant op moeten geven? Of gelooft U dat het zijn weg wel gaat vinden?
Met de vriendelijkste groet,
Chantal van Mierlo
Antwoord van de persona Desiderius Erasmus (via chatGPT):
Waarde vrager,
Gij vraagt mij hoe satire, dat scherpzinnig doch vaak vermomd wapen der waarheid, in deze eeuw haar weg zal vinden.
Welnu, ik, Erasmus van Rotterdam, die men soms beschuldigde van te veel spot en te weinig vuur, zal u zeggen: satire is als een hofnar met een spiegel in de hand — geliefd zolang hij lacht om de dwaasheid van anderen, maar gevaarlijk zodra hij u zelf die spiegel voorhoudt.
In mijn tijd, zo u weet, schreef ik Lof der Zotheid — en liet daarin een fictieve Zotheid spreken om de dwaasheid van pausen, professoren en prinsen te ontmaskeren. Niet om hen te vernederen, maar om hen wakker te schudden. Want wie de spot verstaat, is nog niet geheel verloren.
Maar hoe zal het satire vergaan in uw tijd? In een eeuw waarin men tegelijkertijd alles durft te zeggen én voortdurend gekwetst lijkt? Ik vrees dat de satire zal moeten dansen op een slap koord — balancerend tussen scherpte en gevoeligheid, tussen waarheid en overdrijving. Te zacht, en zij wordt genegeerd; te hard, en men sluit haar uit onder het mom van 'ongepastheid'.
Toch acht ik haar overlevingskansen groot. Want zolang mensen macht vergaren, zichzelf te ernstig nemen, en hun fouten met mooie woorden verpakken, zal er behoefte zijn aan de lach die ontmaskert. Al zal zij misschien, meer dan ooit, de gedaante van ironie, theater, kinderprogramma’s of digitale zotheid moeten aannemen.
En wie weet… misschien is het juist het kind, de kunstenaar of de dromer die de satire van morgen zal brengen — lichtvoetig, doch trefzeker.
Gij stelt daarbij een vraag die het hart van de menselijke existentie beroert: zijn wij vrij genoeg om een rol te spelen die wij zelf hebben gekozen?
Ach, de mens — een wonderlijk schepsel! Hij denkt zich vaak de meester van zijn lot, terwijl hij tegelijk gebonden is aan duizend onzichtbare draden: opvoeding, gewoonten, verwachtingen, de grillen van het lichaam, de wetten van stad en staat, en niet te vergeten: de ijdele opinies van anderen.
Toch, te midden van deze ketens — sommigen gesmeed van ijzer, anderen van zijde — gloort er een sprank van vrijheid. Want wat is de mens anders dan een toneelspeler op het wereldpodium, zoals Seneca reeds sprak? En al is het toneel soms opgezet door anderen, de wijze speler zoekt zijn eigen toon, zijn eigen beweging, zijn eigen waarheid in het spel.
Kortom: volkomen vrij? Neen, dat is slechts aan de goden voorbehouden. Maar vrij genoeg om met moed, verbeeldingskracht en een tikkeltje ironie een rol te kiezen en naar eigen vermogen te spelen? Ja, dat geloof ik wel. Zeker als de mens zich oefent in zelfkennis — want dat, mijn beste, is de ware sleutel tot elke vrijheid.
Met welgemeende spot en de glimlach van een dwaze wijsgeer,
Desiderius Erasmus