Wijde wereld
In de plas die grenst aan de tuin van mijn schoonmoeder ligt dertig meter verderop een klein natuurlijk eilandje. Ik zag haar buurjongetje van twaalf en een vriendje er in een bootje naar toe roeien. Ze waren voorzien van tent, hengel, pannetje, campinggasje, twee stoeltjes, luchtbedjes en eten en drinken. Het was zomervakantie en ze mochten er met zijn tweetjes overnachten. De volgende ochtend regende het en riep de vader van het buurjongetje naar de overkant. Of de mannen thuis een ontbijtje wilden komen eten. Maar nee. Ze zaten in de regen op hun stoeltjes met hun hengel uit. De eieren hadden ze al gebakken. Die twee jongens doen me denken aan mezelf. Toen ik twaalf was, had een vriendinnetje met wie ik altijd na schooltijd buiten ging spelen. We maakten er een hele ‘ontdekkingstocht’ van, kwamen onder de modder thuis en gingen met onze bootjes, slootjes verkennen. We hebben veel spannends meegemaakt. Nog steeds ben ik graag in de natuur en ik ga graag op reis. Ik kan eindeloos over stranden wandelen en hiken door bossen en berggebieden. Een portie natuur doet me goed, daar leef ik van op. Ik hoop dat deze jongens over twintig jaar nog vriendjes zijn. Dat ze dan nog steeds tezamen het avontuur opzoeken. Dat ze met een rugzak op, vele kilometers door berg- en bosgebieden afleggen en dat ze ‘s avonds bij een meertje hun tentje opzetten en hun hengels uithangen. Ik hoop dat ze zich ontwikkelen in gegronde, ondernemende en fantasierijke mensen.