De marathon

De marathon, het zit al twee jaar in mijn hoofd dat ik het Olympisch Stadion binnen ga rennen. Vanuit mijn woonplaats Nice vlieg ik voor deze dag naar Nederland. Mijn benen sterk, mijn kop scherp, dertig plus kilometers getraind. Eigenlijk valt de afstand ‘mee’. Een marathon rennen is een kwestie van veel trainen en goed met je voeding omgaan. Als alles goed zit, dan wil je één ding voorkomen; ziek zijn. Ik had al maanden last van buikpijn. Ik negeerde het. In de week voor de marathon was er koorts bij gekomen. Het enige wat ik nog kon doen, was rust pakken. Op 18 oktober sta ik aan de start. Mijn benen willen. Maar ik voel me verre van fit. De eerste ronde door het Vondelpark streep ik weg. Ik ga door de Rivierenbuurt, mijn oude habitat. Het gaat lekker. Mijn favoriete stuk van het parcours gaat langs de Amstel, waar ik zeker vier paar hardloopschoenen heb versleten. Bekenden staan me toe te juichen. Het evenement is mooi, de zon schijnt. Het voelt vooralsnog goed. Ik loop op mijn schema van 3.25, in eenzelfde tempo als de renners voor en naast me. Ik heb mijn plek te pakken. Enkele meters voor me rent een goede vriend uit Nice. Hij kletst de renner naast hem de oren van zijn hoofd. Zelfs tijdens een marathon kan hij níet níet sociaal doen. Ik ben liever alleen met mijn muziek. Op mijn mp3 staat een mix van de nummers die tijdens de steplessen worden gedraaid. Opzwepende muziek met een beat eronder. In Ouderkerk aan de Amstel ben ik halverwege. Het serieuzere werk begint. Als ik Amsterdam weer nader, gaat mijn buik pijn doen. Ik weet dat het alsnog taai wordt. Ik laat los uit het groepje dat ik vormde met drie mannen. Op het dertig kilometerpunt draaien mijn darmen en maag om. Met moeite krijg ik wat vloeibare energygel naar binnen. Op vierendertig kilometer moet ik een paar keer stoppen om het spugen te voorkomen. Als ik niet non-stop 42,195 kilometer ren, ben ik geen medaille waardig, is mijn gedachte. Renners wie ik inhaalde, halen mij terug in. Mijn tijd van 3:25 is niet meer haalbaar. Nu is de vraag wat ik doe: finishen of niet. ‘Nog maar zeven kilometer, je moet’, wordt mij toegeroepen. Mijn benen willen harder om de schade te beperken. Maar mijn lichaam laat het niet toe. Ik loop op 3:53 het stadion in, mijn laatste meters. De tranen die al klaar liggen, zetten door. Voor zo een 'slechte' eindtijd was ik niet gestart. Pas maanden en veel dokters en ziekenhuizen later, bleek dat ik ernstige parasitaire infecties had. Jaren daarvoor tijdens het reizen opgelopen. Daarop volgde een medisch traject. Ik heb sinds de marathon niet meer hardgelopen. Of ik ooit weer fit word, weet ik niet. Dat doet pijn. Maar ik zal me niet meer afvragen hoe een marathon voelt, want ik kan terugdenken aan de ervaring van toen. Blij dat ik gefinist ben.




Populaire posts van deze blog

Meisjesdromen

Goede vraag

Air Crash Investigation

Welkom Sinterklaas